De printer en het smart-apparaat direct verbinden (Wi-Fi Direct)



1  Druk terwijl u de knop [Wi-Fi] ingedrukt houdt, op de knop [Netwerkstatus] tot het -lampje en het -lampje afwisselend knipperen.

2  Wacht totdat de procedure eindigt.

Wanneer een verbinding tot stand is gebracht, licht het -lampje op.

3  Laad papier.

4  Houd de knop [Netwerkstatus] op het bedieningspaneel van de printer gedurende minstens 10 seconden ingedrukt.

Het netwerkstatusvel wordt afgedrukt.
Opmerking:
Als u de knop binnen 10 seconden loslaat, wordt een netwerkverbindingsrapport afgedrukt. Denk eraan dat de Wi-Fi Direct-wachtwoordinformatie niet wordt afgedrukt op dit rapport.

5  Controleer de SSID en het wachtwoord die zijn afgedrukt op het netwerkstatusvel. Selecteer in het scherm voor de netwerkverbinding van de computer, de SSID die wordt weergegeven op het netwerkstatusvel om te verbinden.

6  Voer het wachtwoord in dat op het netwerkstatusvel is afgedrukt.

Volgende »

  • Wanneer een bericht, zoals "er kunnen geen smart-apparaten meer worden verbonden" wordt weergegeven op het scherm van de printer

Het maximale aantal apparaten dat tegelijkertijd met de printer kan worden verbonden, is overschreden. Koppel een van de verbonden Wi-Fi-apparaten los.